Maagzweren bij paarden: Graad 1 tot 4 eenvoudig uitgelegd!
3 min. leestijd
Audio versie – luister gewoon naar dit artikel
Ontworming is een belangrijk onderdeel van de paardengezondheid. Het beschermt je paard tegen maagdarmparasieten zoals strongyliden, spoelwormen of horzellarven, die bij een zware besmetting kunnen leiden tot koliek, diarree of verminderde prestaties.
Een moderne ontwormingsstrategie combineert gerichte wormkuren met consistente hygiëne. Het is cruciaal om de belangrijkste wormsoorten en hun levenscyclus te kennen om gerichte actie te kunnen ondernemen - en tegelijkertijd resistentie te voorkomen.
In dit artikel richten we ons op Midden-Europese omstandigheden (bijv. Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland,België en Nederland). In andere klimaatzones kunnen de aanbevelingen afwijken.
Maagdarmparasieten zijn wijdverspreid - bijna elk paard draagt ze in kleine aantallen bij zich.
Het wordt problematisch als de balans doorslaat: dan kan een wormbesmetting o.a. de darmen zwaar belasten en de gezondheid in gevaar brengen.
Regelmatig, correct uitgevoerd ontlastingsonderzoek kan helpen om de wormdruk onder controle te houden en infecties tijdig te herkennen.
Het is ook belangrijk om de levenscyclus van de verschillende parasieten te begrijpen - dit is de enige manier om een gerichte, langdurige bestrijding op te zetten.
Typische symptomen van een zware wormbesmetting:
Diarree, koliek, vermagering
Verminderde prestaties of een doffe vacht
Opgezette buik ("wormenbuik") bij jonge paarden
|
Soort parasiet |
Betekenis | Opmerking |
|
Kleine strongyliden (Cyathostominae) |
Meest voorkomende besmetting, ook bij gezonde paarden | Belangrijkste doel van selectieve ontworming |
| Grote strongyliden (Strongylus vulgaris) | Zeldzaam, maar gevaarlijk (vasculaire migratie > risico op koliek) | Vroeger het hoofddoel van interval-ontworming |
| Spoelwormen (Parascaris spp.) | Vooral bij veulens en jonge paarden | In toenemende mate resistent tegen ivermectine |
| Lintwormen (Anoplocephala perfoliata) | Komen voor op weiden, vooral onder slechte hygiënische omstandigheden | Verband met koliek |
| Maagwormen, haarwormen, aarsmade |
Klinisch minder relevant, maar relevant bij slechte hygiëne |
Kleine strongyliden (Cyathostominae) - in de volksmond "rode bloedwormen" genoemd - zijn de meest voorkomende parasieten bij paarden. Ze komen bij bijna alle dieren voor en zijn meestal ongevaarlijk. Volwassen paarden ontwikkelen normaal gesproken een bepaalde weerstand, zodat een besmetting tot een kritische grens onproblematisch blijft.
Voor veulens en jonge paarden tot ongeveer 6 jaar kunnen kleine strongyliden echter heel gevaarlijk zijn.
Kort samengevat: kleine strongyliden worden met het gras opgenomen. De larven dringen het slijmvlies van de dikke darm binnen en blijven daar enkele maanden tot meer dan een jaar in rusttoestand. Gedurende deze tijd zijn ze nauwelijks waarneembaar. Onder gunstige omstandigheden, bijvoorbeeld in het voorjaar, migreren ze terug de darm in.
Als de besmetting ernstig is, kunnen deze massa's larven leiden tot ontstekingen en acute diarree, koorts en koliek veroorzaken. De larven groeien in de darm uit tot volwassen strongyliden en leggen eitjes - pas nu zijn ze vindbaar tijdens een mestonderzoek.
Hoewel het aantal eitjes in het ontlastingsmonster te zien is, geeft dit niet altijd de werkelijke besmetting weer. Zelfs als de de uislag negatief is (geen besmetting), kan er al sprake zijn van een ernstige infectie, wanneer de strongyliden zich nog in het larvale stadium in de darmwand bevinden.
Een enkel fecesmonster zegt daarom niet veel; juist regelmatige controles zijn belangrijk. Moderne bloedtesten, zoals de cyathostomin-ELISA meten, antilichamen tegen kleine strongyliden - d.w.z. de immuunrespons van het paard op een vroegere of bestaande besmetting. Hoewel hiermee geen exacte wormbelasting kan worden vastgesteld, laat de test wel zien of het paard in contact is geweest met ingekapselde larven en dus een verhoogd risico heeft op een larvale belasting.
Dit is vooral nuttig omdat dergelijke larven in de darmwand met de gangbare mestonderzoeken nauwelijks kunnen worden aangetoond.
De ELISA wordt nog niet op grote schaal gebruikt. In de praktijk is het vooral geschikt als aanvulling op het fecesmonster om een nauwkeuriger beeld te krijgen - dus als onderdeel van goed doordacht parasietenmanagement, niet als vervanging ervan.

Omdat kleine strongyliden het meest resistent zijn en vrij gemakkelijk kunnen worden opgespoord via ontlastingsmonsters, kan selectieve ontworming zinvol zijn. Hoe dit precies werkt en welke voor- en nadelen de ontwormingsstrategieën hebben, lees je verderop in het artikel.
Grote strongyliden (Strongylus spp.) zijn tegenwoordig zeldzaam, maar gevaarlijk. Strongylus vulgaris in het bijzonder migreert maandenlang door bloedvaten en organen voordat ze volwassen worden in de dikke darm. Tijdens deze migratie veroorzaken ze schade aan slagaders en weefsel en kunnen ze darminfarcten, koliekaanvallen en zelfs de dood veroorzaken.
Grote strongyliden zijn moeilijk te detecteren tijdens een mestonderzoek, omdat ze niet te onderscheiden zijn van kleine strongyliden tot het derde larvale stadium. Om ze te kunnen detecteren, moeten ze in-vitro, d.w.z. in het laboratorium, tot dit statium gekweekt worden.
Voor grote strongyliden wordt vanwege de moeilijkheid om ze op te sporen de strategische ontworming aanbevolen (ESCCAP), namelijk 2x per jaar met b.v. ivermectine of moxidectine. Regelmatige mestonderzoeken en het kweken van larven voor controledoeleinden worden ook aanbevolen.
Spoelwormen zijn vooral gevaarlijk voor veulens en jonge paarden. Onderzoeken uit Europa tonen een besmetting aan bij 20-80% van de veulens, maar dit brede scala helpt individuele paardeneigenaren amper om de kansen op besmetting bij hun jonge paarden in te schatten.
Spoelwormen zijn de grootste bekende wormsoorten. In het volwassen stadium kunnen ze tot 50 cm lang worden. Vrouwtjes kunnen honderdduizenden eitjes per dag uitscheiden. Een besmetting kan dus snel drastische vormen aannemen. Spoelwormen kunnen hoesten, gewichtsverlies, koliek of darmobstructie veroorzaken.
Goed om te weten: besmettelijk is de worm in het derde larvestadium (L3). Het bevindt zich dan nog in het ei. In dit stadium zijn spoelwormen uiterst weerbaar, zelfs buiten de gastheer kunnen ze overleven. Ze overleven extreme vorst ook langdurig, meerdere maanden zelfs. Goede weide- en stalhygiëne is een doorslaggevende factor.
Door spoelwormen besmette stallen en weiden zijn langdurige infectiebronnen en moeten vermeden worden.
De larven van spoelwormen migreren vanuit de dunne darm door de darmwand en vervolgens via het bloed naar de lever, het hart en de longen. Van daaruit bereiken ze via de luchtwegen het strottenhoofd en de keelholte en worden weer doorgeslikt door het paard. Pas dan rijpen ze in de dunne darm. Dit klinkt niet alleen smerig, het kan ook leiden tot secundaire symptomen.
Deze migratie verloopt vaak verrassend symptoomloos, maar kan ook leiden tot ernstige infecties, bijvoorbeeld in de longen. Bacteriële of virale infecties zijn ook mogelijk. Typische symptomen zijn:
Hoesten en neusuitvloeiing (tijdens longmigratie)
Vermoeidheid en vertraagde ontwikkeling
Doffe vacht en gewichtsverlies
Opgezette buik ("wormenbuik")
Koliek, darmobstructie of zelfs darmbreuk bij ernstige aantasting
De diagnose wordt gesteld door middel van "directe coproscopische detectie van eitjes" = het aantonen van spoelwormeieren in de mest met behulp van een microscoop. Dit onderzoek toont aan dat er volwassen spoelwormen in de darm leven en eitjes uitscheiden - er is dus sprake van een bestaande infectie.
Detectie is alleen mogelijk tijdens de fase waarin de wormen eitjes leggen (d.w.z. bij geslachtsrijpe, volwassen parasieten). In de migrerende fase van de larven (bijvoorbeeld in de longen of lever) zijn er nog geen eitjes in de ontlasting te vinden, dus blijft de uitslag negatief, ook al is er wel sprake van een infectie.
Als bij één dier in de kudde een spoelwormbesmetting is vastgesteld, moeten alle andere dieren worden behandeld - zelfs als het resultaat negatief is. Hoge omgevingsbesmetting en lange overlevingstijden vereisen bijzondere voorzichtigheid.
Regelmatige mestonderzoeken (het beste per individueel paard) zijn belangrijk, om de mogelijke wormbesmetting in de gaten te houden.
Veulens strategisch ontwormen
Veulens zouden vanaf de tweede levensmaand ontwormd moeten worden, in het eerste levensjaar ongeveer elke drie maanden, met afwisselende werkzame stoffen.
Belangrijk: Bij een zware wormbesmetting bij veulens mogen geen neurotoxische ontwormingsmiddelen zoals ML’s, Pyrantel of Piperazine worden gebruikt, omdat het plotseling en gelijktijdig doden van veel wormen kolieken kan veroorzaken.
Lintwormen hebben een tussengastheer nodig in de vorm van geïnfecteerde mosmijten. Het paard neemt ze op in de wei. Lintwormen komen vooral voor in de tweede helft van het weideseizoen. Daarom wordt meestal in de herfst/begin winter de “grote ontwormingskuur” gegeven.
Lintwormen trekken niet door het lichaam van het paard – ze leven in het overgangsgebied van de dunne- naar de dikke darm. Simpel gezegd brengen ze hun larvenstadium buiten het paard door, in de tussengastheer, de mosmijt. Het paard neemt de geïnfecteerde mosmijt op, de larven komen in de dunne darm vrij en hechten zich aan het darmslijmvlies. Daar ontwikkelen ze zich tot volwassen lintwormen.
Dat klinkt misschien onschuldig, maar het veroorzaakt ontstekingen en verdikkingen in de darm en kan leiden tot kolieken of darmobstructie.
Lintwormen scheiden alleen gefaseerd eitjes uit, daarom zijn ze moeilijk op te sporen in het ontlastingsmonster of kan het ontlastingsmonster negatief uitvallen, terwijl er wel wormen aanwezig zijn. Veel laboratoria gebruiken speciale flotatiemethoden om de kans op detectie te vergroten, maar ook dit is moeilijk. Als er een positief resultaat wordt gevonden in het koppel, moeten alle dieren uit voorzorg ontwormd worden. Serologische speeksel- of serumtesten (ELISA) voor antilichamen kunnen aanvullende informatie geven, maar worden nog niet veel gebruikt.
Lintwormen - grote ontwormingsbehandeling in de late herfst
De werkzame stof praziquantel is effectief tegen lintwormen. Eén behandeling in de late herfst of winter is meestal voldoende. Er is tot op heden geen resistentie bekend.
Weidehygiëne (regelmatig uitmesten) helpt om de infectiedruk op de lange termijn te verlagen.
Horzels, beter bekend als paardenhorzels, zijn gemakkelijk te herkennen aan hun gelige eitjes die ze meestal in de zomer op de benen of het hoofd van paarden leggen. Ze zijn wijdverspreid in heel Europa en teisteren vooral paarden tijdens de weidegang.
Nadat ze zijn ingeslikt, migreren de larven van deze insecten naar de maag en twaalfvingerige darm, waar ze irritaties, schade aan het slijmvlies en soms zelfs maagzweren veroorzaken.
Volwassen horzels lijken een beetje op hommels. Ze vliegen naar het paard en leggen hun eitjes voornamelijk op de vacht van de benen, schouders of in het hoofdgebied. Vrouwtjes sterven, zodra ze hun eitjes hebben gelegd.
Horzellarven komen het paard binnen via de mond. Ze migreren via de slijmvliezen van de tong, het tandvlees en de keel, wat kan leiden tot tandvleesontstekingen en pijn.
Ontworming met ivermectine in de late herfst (bijv. november) verwijdert betrouwbaar alle larven.
Bovendien moeten de eitjes in de vacht worden verwijderd (met een horzelmes of een speciaal schuurblokjes voor horzeleieren). Later nestelen de larven (in de stadia L2/L3) zich op het slijmvlies van de maag, twaalfvingerige darm of het rectum. Hier kunnen ze kleine zweertjes, ontstekingen of oppervlakkige verwondingen veroorzaken.
Na 8-10 maanden in het paard worden de volgroeide larven uitgescheiden via de mest, verpoppen zich in de grond en na een paar weken vliegen de nieuwe horzels uit.
Horzeleitjes zijn gemakkelijk te herkennen gelige eitjes, die elke paardeneigenaar waarschijnlijk wel eens heeft gezien. Een betrouwbare diagnose van de larven in de maag kan ook worden gesteld door endoscopie. Er zijn ook moderne ELISA-tests (bloedtesten) die antilichamen kunnen aantonen - maar die worden nog niet overal gebruikt.
Ontwormingsbehandeling in de herfst
Vanwege hun seizoensgebonden karakter laten horzellarven zich met een wormkuur zoals bv. ivermectine in de herfst goed behandelen. De eitjes in de vacht moeten desalniettemin worden verwijderd zodra ze opgemerktworden.
Veulenworm (Strongyloides westeri) treffen zoals de naam doet vermoeden vooral veulens en worden meestal overgedragen via de moedermelk. Een besmetting is meestal asymptomatisch.
Aarsmaden (Oxyuris equi) veroorzaken jeuk en staartschuren, maar vormen amper een bedreiging voor de gezondheid.
Beide parasieten kunnen gemakkelijk onder controle worden gehouden door goede hygiëne en gericht ontwormen.
Selectieve ontworming richt zich voornamelijk op kleine strongyliden. Volgens ESCCAP hebben vooral de kleine strongyliden de afgelopen decennia resistentie ontwikkeld tegen benzimidazolen.
Benzimidazolen (werkzame stoffen fenbendazol, oxibendazol) hebben een breed spectrum effect, vooral tegen strongyliden, spoelwormen en aarsmaden, maar minder tegen lintwormen.
De wetenschap gaat ervan uit dat het immuunsysteem van volwassen paarden (vanaf ongeveer 6 jaar) sterk genoeg is om "normale" infecties met kleine strongyliden aan te kunnen. Alleen dan, wanneer drempelwaarden worden overschreden, ontstaan er problemen. Vandaar de bekende drempelwaarde van 200 MDS-eieren per gram feces, die tijdens de regelmatige fecesmonsters getest worden.
Jaar 1: 4 x mestonderzoek met bepaling van het MDS-aantal per gr. mest (april/mei tot okt/nov)
alle paarden, die de drempelwaarde van 200 EPG (eieren per gram) in een monster overschrijden, worden ontwormd
herhaal het fmestonderzoek enkele weken na de ontworming om te bepalen of deze sucesvol was
de McMaster-methode kan ook relevante lintworminfecties detecteren als er regelmatig getest wordt, maar is niet gevoelig genoeg voor individuele mestmonsters. Als er 4 keer per jaar monsters worden genomen, zou dit in de meeste gevallen voldoende moeten zijn. Anders kan aanvullend een gecombineerde sedimentatie-flotatiemethode worden gebruikt om op lintwormen te testen.
Testen op grote strongyliden (in-vitro kweek tot het derde larvale stadium! of PCR-test) - minstens 1 keer per jaar
1x/jaar in de herfst aan het einde van het seizoen: grote ontwormingskuur
Jaar 2: Bijna hetzelfde. Als de samenstelling van de kudde stabiel is en er geen opvallendheden zijn, kan het aantalworden teruggebracht tot 3 reguliere mestonderzoeken.
In de praktijk is selectief ontwormen vooral haalbaar bij kleinere kuddes of bij goed georganiseerde veterinaire begeleiding. In grote stallen is het vanwege de benodigde logistiek voor de monsters vaak moeilijk uitvoerbaar.
Selectieve ontworming is niet één test, maar een specifieke procedure met meerdere componenten. Een eenmalig mestonderzoek is niet representatief!
De aanbeveling van de ESCCAP is duidelijk:
Selectieve ontworming kan goed werken indien het concept volledig wordt toegepast, correct wordt uitgevoerd en wordt begeleid door een goede dierenarts.
Belangrijke uitzondering: bedrijven waar grote strongyliden zijn aangetroffen, moeten minimaal 2 jaar strategisch ontwormen, voordat ze weer overgaan op selectief ontwormen. Op bedrijven met veel wisseling van paarden is selectief ontwormen nauwelijks mogelijk omdat het bijna onmogelijk is om te controleren hoe correct elk individueel paard vooraf is bemonsterd en behandeld.
In de praktijk nemen veel pensionstallen niet regelmatig en op hetzelfde moment de juiste fecesmonsters van alle paarden.
Het "ideale" mestmonster
... moet zo vers mogelijk zijn - bij voorkeur rectaal of direct na de ontlasting genomen. Om de detectiegevoeligheid te verhogen, worden verzamelmestmonsters van mest verzameld gedurende 3 dagen aanbevolen. De monsters moeten tussentijds bij 4-8°C worden bewaard. (Bron: Laboratorium "Laboklin")
Voor selectieve ontworming zijn minstens 4 van zulke fecesmonsters per paard nodig tijdens het weideseizoen van ongeveer mei tot oktober/november. Uniforme normen zouden alleen mogelijk zijn als één of ten minste een paar professioneel ervaren personen deze monsters zouden verzamelen en op de juiste manier zouden versturen.
Wat goed werkt in een kleine privéstal is bijna onmogelijk op een groot paardenbedrijf.
De procedure wordt alleen aanbevolen voor volwassen paarden van 6-7 jaar en ouder. Jonge paarden en veulens hebben nog steeds frequentere behandelingen nodig omdat hun immuunsysteem nog niet stabiel is.
Strategisch ontwormen volgt een vast schema. Normaal gesproken zijn er ongeveer twee behandelingen per jaar plus nog eens twee als er bewijs is van wormbesmetting in de kudde op basis van verzamelmonsters (zie tabel).
Het is vooral nuttig voor veulens, jonge paarden en zwaar besmette of zeer grote kuddes. Hoewel individuele fecesmonsters informatiever zijn, zijn ze in de praktijk moeilijk uit te voeren, vooral in grotere kuddes. In Duitsland volgen dierenartsen over het algemeen de aanbevelingen van ESCCAP Duitsland en de Duitse veterinaire vereniging, die een combinatie van monitoring en gerichte behandelingen aanbevelen.
Strategische ontworming blijft vooral belangrijk voor jonge paarden en veulens, omdat zij nog niet voldoende immuniteit tegen parasieten hebben opgebouwd.
ESCCAP raadt aan om de werkzame stoffen af te wisselen, om resistentie te voorkomen.
Vroeg in het jaar: benzimidazol of pyrantel
In de zomer ML (bijv. ivermectine)
In de nazomer eventueel praziquantel tegen lintwormen
In de winter opnieuw ML tegen horzellarven en strongyliden
|
Periode |
Worm |
Werkzame stof |
Welke paarden? |
Monitoring |
|
Februari/maart |
Kleine strongyliden |
Benzimidazoel (BZ) of pyrantel (PYR) |
Alle paarden - alleen bij aangetoonde besmetting |
Verzamel-mestmonster ter controle vóór ontworming |
|
Juni/juli (1-2 maanden na start weideseizoen) |
Kleine strongyliden, evt. grote strongyliden |
Ivermectine, moxidectine |
Alle |
Controle van mestmonsters na ontworming, om effectiviteit te controleren |
|
Aug/Sept (4-5 maanden na start weideseizoen) |
Kleine strongyliden, evt. lintwormen |
BZ of PYR, mogelijk praziquantel (PZQ) voor lintwormbesmetting |
Alle paarden - alleen bij aangetoonde besmetting |
Verzamel-mestmonster ter controle vóór ontworming |
|
Nov/dec (boxperiode) |
Kleine strongyliden, horzellarven, evt. lintwormen en grote strongyliden |
Ivermectine, moxidection, indien nodig praziquantel |
Alle |
Mestmonster ter controle; indien positief, zo nodig werkzaamheidstest uitvoeren |
Het is belangrijk om de verschillende werkzame stoffen af te wisselen en de effectiviteit regelmatig te controleren. Een eitelling reductie test (ERT) na een ontwormingsbehandeling kan aantonen of een middel nog effectief is of dat er al resistentie bestaat.
| Werkzame stof | Effectief tegen | Indicaties |
|
Macrocyclische lactonen (ML: ivermectine, moxidectine) |
Breed spectrum van rondwormen (bijv. strongyliden, rspoelwormen, aarswormen) en horzellarven |
Zeer effectief, maar resistentieontwikkeling mogelijk, m.n. bij Parascaris spp. (spoelworm) |
|
Benzimidazolen (fenbendazol, oxibendazol) |
Rondwormen (m.n. strongyliden, spoelwormen) |
Gedeeltelijke resistentie, vooral bij kleine strongyliden |
|
Pyrantel |
Rondwormen, in hogere doses ook lintwormen |
Goed verdraagbaar |
|
Praziquantel |
Lintwormen |
Meestal beschikbaar in combinatiepreparaten met ivermectine of moxidectine |
Ontwormingskuren alleen zijn niet genoeg om parasieten op de lange termijn onder controle te krijgen. Een goede stal- en weidehygiëne is net zo belangrijk - omdat veel wormeieren en larven maanden of zelfs jaren overleven in de omgeving.
Belangrijke stappen op het gebied van hygiëne:
Dagelijks uitmesten (minstens 2× per week als het niet dagelijks kan). Dit verwijdert besmettelijke larven voordat ze zich verder ontwikkelen.
Maak stallen regelmatig schoon en houd ze droog. Potstallen minimaal één keer per jaar grondig reinigen en desinfecteren - alleen met producten waarvan bewezen is dat ze effectief zijn tegen wormen.
Verspreid mest niet direct in de wei. Gecomposteerde mest is daarentegen ongevaarlijk omdat de opgewekte warmte de wormeieren doodt.
Bij nieuwe paarden eerst een mestonderzoek uitvoeren en indien nodig ontwormen, voordat ze de wei in mogen.
Droogte vermindert het risico: wormlarven overleven vocht beter - dus houd stallen en paddocks zo droog mogelijk.
Biologische ondersteuning: In sommige landen wordt de schimmel Duddingtonia flagrans al gebruikt (toegestaan in de VS en Australië; volgens ESCCAP wordt de toelating in de toekomst waarschijnlijk uitgebreid naar de EU). De sporen ervan worden gevoed en doden de larven van de kleine strongyliden in de mest - een veelbelovende aanvulling op klassieke ontworming.
Ongeacht of er selectief of strategisch ontwormd wordt, de ontwormingsbehandeling moet ook in de juiste dosering aan het paard worden toegediend. Dit klinkt misschien eenvoudig, maar het vormt een uitdaging voor sommige paardeneigenaren.
Ontwormingsbehandelingen mogen nooit te laag worden gedoseerd, dit om resistentie te voorkomen. Elke paardeneigenaar zou daarom moeten weten hoeveel zijn paard ongeveer weegt. Schattingen zijn moeilijk, zelfs ervaren paardenmensen zitten er regelmatig naast. Het helpt om je eigen paard af en toe te wegen om wat aanwijzingen te krijgen.
Wees voorzichtig met grote warmbloeden of koudbloeden. De meeste ontwormingsbehandelingen zijn bedoeld voor paarden tot 700 kg. Voor een groot warm- of koudbloedpaard met diensovereenkomstige bespiering is dit niet voldoende.
De ontwormingskuur moet indien mogelijk direct in de mond worden toegediend. Er moet voor worden gezorgd dat het volledige deel de mond bereikt en wordt doorgeslikt. Veel paarden zijn bijzonder vindingrijk als het gaat om het kwijtraken van de pasta.
Voor paarden die moeilijk in de mond te spuiten zijn, moet dit van tevoren geoefend worden, bijvoorbeeld met appelsap. De ontwormingskuur via het voer geven is te onveilig - het is niet mogelijk om goed te controleren of alles echt is opgenomen.
Ontwormen doodt en elimineert parasieten in het spijsverteringskanaal van het paard. Tegelijkertijd tast de ontwormingskuur echter ook de noodzakelijke darmbacteriën aan, waardoor de darmflora uit balans raakt en de spijsvertering wordt verstoord. Daarnaast produceren de dode parasieten gifstoffen, die ook een negatief effect hebben op de darmflora en kunnen leiden tot ongemak bij het paard.
Veel paarden reageren daarom op ontworming met nawateren, diarree en/of koliek. Daarom moeten juist paarden die gevoelig zijn voor maag- en darmproblemen rond de ontworming worden ondersteund met producten die een positief effect hebben op de maag en darmen.
Indien mogelijk moeten ontwormingsbehandelingen 's ochtends worden gegeven en moeten de paarden de uren daarna onder observatie worden gehouden. Op deze manier kun je snel reageren bij ongemak of zelfs tekenen van koliek.
Hoe vaak moet een paard ontwormd worden?
Dat hangt af van de leeftijd, de huisvestingsvorm en de besmettingsgraad. Veulens vaker (om de 2–3 maanden), volwassen paarden meestal 2–4 keer per jaar, op basis van een mestonderzoek.
Wat is selectieve ontworming?
Enkel paarden met een aangetoonde wormbesmetting worden behandeld om resistentie te voorkomen. Dit wordt vooral toegepast bij de bestrijding van kleine strongyliden.
Welke wormkuur is het beste voor paarden?
Dat hangt af van het type worm dat bestreden moet worden. Ivermectine en moxidectine werken bijvoorbeeld tegen een breed spectrum aan rondwormen, terwijl praziquantel gericht werkt tegen lintwormen.
Hoe herken ik een wormbesmetting bij paarden?
Typisch zijn diarree, koliek, gewichtsverlies of een doffe vacht – een zekere diagnose kan alleen worden gesteld via een mestonderzoek en, afhankelijk van het type worm, mogelijk andere procedures.
Wat helpt tegen horzellarven?
Verwijder eieren en ontworm in de late herfst met Ivermectine.
ESCCAP, Aanbevelingen voor de behandeling en controle van gastro-intestinale parasieten bij paarden en andere paardachtigen, https://www.esccap.org/uploads/docs/7yd2oo9c_22022PferdeEmpfehlung8.pdf
Matthews, J. B., & Mair, T. S. (2025). Duurzame bestrijding van cyathostominfecties in de praktijk. Equine Veterinary Education, 37(3), 129-138. https://doi.org/10.1111/eve.14182
Lightbody, K. L., Austin, A., Lambert, P. A., von Samson-Himmelstjerna, G., Jürgenschellert, L., Krücken, J., Nielsen, M. K., Sallé, G., Reigner, F., Donnelly, C. G., Finno, C. J., Walshe, N., Mulcahy, G., Housby-Skeggs, N., Grice, S., Geyer, K. K., Austin, C. J., & Matthews, J. B. (2024). Validation of a serum ELISA test for cyathostomin infection in equines. Internationaal tijdschrift voor parasitologie, 54(1), 23-32. https://doi.org/10.1016/j.ijpara.2023.07.001
Jürgenschellert, L., Nielsen, M. K., Barutzki, D., Schaper, R., & von Samson-Himmelstjerna, G. (2020). Investigations on the occurrence of tapeworm infections in German horse populations using different diagnostic methods. Parasieten & Vectoren, 13(1), 421. https://doi.org/10.1186/s13071-020-04318-5
Nielsen, M. K. (2022). Anthelminticaresistentie bij paardennematoden: Current status and emerging trends. International Journal for Parasitology: Drugs and Drug Resistance, 20, 64-72. https://doi.org/10.1016/j.ijpddr.2022.10.005
Je kunt veel meer informatie en links over maagzweren bij paarden vinden op onze themapagina. De mogelijkheden om maagzweren bij paarden te voorkomen worden hier ook beschreven.
Equine 74 Gastric
Buffert het overtollige zuur in de paardenmaag in plaats van het te blokkeren.
Equine 74 Stomach Calm Relax
Ondersteunt de nerveuze paardenmaag in stressvolle situaties.